Kwaliteitskeurmerk communicatieonderwijs

 

De branchestandaard Communicatie is ontwikkeld en beschreven in het verlengde van het European Quality Framework (EQF), ontwikkeld en vastgesteld voor een harmonisatie van het onderwijs en de arbeidsmarkt van de Europese landen. Welke competenties heeft iemand nodig om te werken in een specifiek vakgebied en welke praktijkervaringen hebben zij daarvoor nodig of al ontwikkeld? Welke (start)kwalificaties zijn daarvoor nodig? EQF is het Europese referentiekader voor kwaliteitsborging in het beroepsonderwijs en training vastgesteld door het Europees Parlement en de Raad (2009). Dit Europese referentiekader moet bijdragen aan kwaliteitsverbetering in het Europees beroepsonderwijs en –opleiding en dit kader stimuleert transparantie van beleidsontwikkelingen op het gebied van de beroepsopleidingen tussen de lidstaten om op deze manier het wederzijds vertrouwen, de mobiliteit van werknemers en lerenden, en een leven lang leren te bevorderen.
Hiermee ging Nederland in 2011 aan de slag met een vertaling van EQF naar NLQF voor het onderwijs.

Onder druk van een snel veranderende maatschappij probeert het onderwijs aan te haken met verschillende leertypen voor verschillende leeftijden en met een verschillend leervermogen volgens die Europese standaarden. Welke kennis en kunde heeft een professional nodig om staande te blijven in die snel veranderende arbeidsmarkt? Wat zijn hun talenten? Een diploma, een startkwalificatie, is beperkt houdbaar. Blijvend ontwikkelen, ‘bij blijven’ moet de norm worden voor een inclusieve arbeidsmarkt waarin iedereen kan blijven participeren. Voor de branche (communicatie) was er niets ontwikkeld. Er lagen enkele beroepsprofielen bij beroepsverenigingen die niet realistisch en werkbaar zijn en zeker niet voor de lange termijn. Beroepsprofielen zonder enige doorvertaling naar die branchespecifieke competenties volgens het Europese referentiekader.

Convenant

De bachelor-masterstructuur (bama) is in 2002 ingevoerd om de opleidingen in het hoger onderwijs in Europa beter met elkaar te kunnen vergelijken. Tegelijk is een accreditatiestelsel ingevoerd om de kwaliteit van het hoger onderwijs te toetsen en te waarborgen. Voor erkende hogescholen en universiteiten vormt accreditatie een voorwaarde om overheidsfinanciering te krijgen voor de betrokken opleiding. Voor de betrokken opleiding is accreditatie een voorwaarde om een door de overheid erkend diploma met bijbehorende graad te kunnen verstrekken, en in Nederland is accreditatie voor de betrokken student een voorwaarde om studiefinanciering te kunnen verkrijgen. In het convenant van november 2016 is nadrukkelijk gesteld dat de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsborging van validering van eerder verworven competenties in de onderwijsroute ligt bij de overheid en deel uitmaakt van de reguliere kaders voor kwaliteitsborging in het onderwijs. In het hoger onderwijs maakt de kwaliteit van validering en besluitvorming over het verlenen van vrijstellingen deel uit van de reguliere beoordelingskaders voor accreditatie door de NVAO[1].

Branchestandaard

Met het convenant van 2016 beogen de Stichting van de Arbeid en de overheid een optimale verbinding tussen de arbeidsmarkt- en onderwijsroute waarbij werkenden en werkzoekenden een passende keuze maken voor één van de beide routes, aansluitend bij hun doelen en ambities wat betreft loopbaanontwikkeling. Een nobel streven waarbij geen rekening is gehouden met een enorme ontwikkel-achterstand voor professionals in de communicatiebranche met het ontbreken van een branchestandaard. Om alle professionals, starters in de communicatiebranche dezelfde kansen te geven voor een harmonisatie arbeidsmarkt / onderwijs als de collega’s in andere branches, werd het cruciaal dat er een branchestandaard moest komen die naadloos aansloot op andere standaarden en zowel direct door te vertalen is naar domeinspecifieke leerresultaten van opleidingen als naar een standaard voor kwaliteitsborging validering van eerder verworven competenties in de arbeidsmarktroute.

Een branchestandaard beschrijft het vereiste vakbekwaamheidsniveau volgens NLQF voor iedere professional in Communicatie ongeacht de sector waarin hij of zij werkzaam is. Tevens biedt deze standaard zowel studenten als de professional in hun carrière inzichten met branchespecifieke competenties waardoor zij zichtbaar kunnen switchen naar een andere rol in communicatie in andere sectoren en zelfs kunnen (door)ontwikkelen naar andere rollen in andere branches.

Huidige onderwijsaanbod

Het bekostigde onderwijs biedt communicatieopleidingen aan op respectievelijk mbo-, hbo- en wo-niveau, onderverdeeld in verschillende Croho’s [2] met in totaal 170 opleidingen in de richting van ‘communicatie’ https://apps.duo.nl/MCROHO/pages/zoeken.jsf Wonderlijk dat er nu pas na al die jaren bekostigd communicatieonderwijs een eerste branchestandaard met branchesspecifieke competenties en niveaus (NLQF 4, 5, 6 en 7) is vastgesteld.

NVAO

Volgens het convenant ligt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsborging van validering van eerder verworven competenties in de onderwijsroute bij de overheid en maakt deel uit van de reguliere kaders voor kwaliteitsborging in het onderwijs. In het mbo maakt toezicht op de kwaliteit van validering en besluitvorming over het verlenen van vrijstellingen onderdeel uit van het reguliere toezicht door de Inspectie van het Onderwijs. In het hoger onderwijs maakt de kwaliteit van validering en besluitvorming over het verlenen van vrijstellingen deel uit van de reguliere beoordelingskaders voor accreditatie door de NVAO. De NVAO is een uitvoerend orgaan van de Minister van Onderwijs en accrediteert opleidingen eens in de zes jaar. In de loop van de tijd heeft de NVAO verschillende beoordelingskaders gebruikt. Het beoordelingskader uit 2003 is gebruikt tot medio 2011. Daarna is het vernieuwde ‘beoordelingskader 2010’ gebruikt tot medio 2015. Vanaf medio 2015 wordt `beoordelingskader 2014’ gebruikt.

Zoomen we in op de hbo communicatieopleidingen dan vallen er verschillende zaken op. Vanaf 2000 is het aantal bekostigde opleidingen Communicatie ongebreideld gegroeid.
Vanaf 2008 trekt een aantal communicatieprofessionals en onderwijsdeskundigen hierover aan de bel bij de NVAO. Er lijkt hier een gehoor aan te komen met de presentatie van het zgn. CommBat rapport (2013) over de bevindingen van zowel onderwijsdeskundigen, docenten, studenten en het beroepenveld van de hbo-opleidingen. De NVAO spreekt dan ook binnenskamers haar zorg uit over de komende accreditatieronden. En dan blijft het stil.

Cocreatie

En dat heeft een reden. Eind 2014 blijkt dat de NVAO op de stoel is gaan zitten van het hbo communicatieonderwijs. Via een NVAO-LOCO publicatie Kennis-cocreatie kwaliteitscultuur HBO Communicatie (november 2014) heeft de NVAO met het LOCO een referentiekader geschapen voor dan nog een immer ontbrekende branchestandaard. Een referentiekader gebaseerd op de in 2010 beschreven beroepsprofielen van de beroepsvereniging Logeion. Wat de NVAO kennelijk niet weet of wellicht heeft genegeerd is dat bij de totstandkoming van BNP Logeion de Examenkamer is geraadpleegd. De Examenkamer heeft na diverse ronden aangegeven dat deze beroepsprofielen in het geheel niet kloppen op vier cruciale onderdelen. Reden waarom deze beroepsprofielen absoluut geen referentiekader kunnen zijn voor opleidingen en functieomschrijvingen en vacatureteksten. Tegen dit besluit in heeft Logeion in 2010 de BNP Logeion aan haar leden gepresenteerd als dé vernieuwde beroepsniveauprofielen Communicatie.

Een club bij Logeion, bestaande uit adviseurs, docenten en bureaus wilden hun vakbroeders en broodwinning te hulp schieten wat leidde tot diverse bijeenkomsten met de NVAO om de accreditaties via de NVAO veilig te stellen. Met deze ‘cocreatie’ voldoet de NVAO niet aan 1) onafhankelijkheid in de kwaliteitsborging 2) formuleren en goedkeuren van ‘competenties’ die niet specifiek tot de communicatiebranche behoren 3) het benoemen van rollen die niet specifiek gerelateerd zijn aan de praktijk zonder enige samenhang voor onderliggende kennis, kunde en ervaring. Verder heeft de NVAO zich niet afgevraagd hoe het mogelijk is om hbo-opleidingen onder de titel ‘Communicatie’ te accrediteren. Communicatie staat voor een zeer breed begrip, wellicht nog breder dan Medische Wetenschappen en Techniek. We vinden het allemaal logisch dat er geen opleidingen worden aangeboden voor ‘medische wetenschappers’ en ‘technici’, waarom dan wel Communicatie zonder specifieke rollen en branche specifieke competenties?

Als in 2016 zich de eerste accreditatieronden ‘Communicatie’ zich aandienen worden hiervoor weer de zgn. visitatiepanels ingericht. Volgens het accreditatiestelsel wordt iedere 6 jaar de kwaliteit van het hoger onderwijs getoetst door accreditatiebureaus. Deze verzorgen de zgn. visitatie aan de opleidingen en richten hiervoor een visitatiepanel in. Met de secretaris (van het betrokken accreditatiebureau) bestaat het panel uit minimaal 4 leden die ‘onafhankelijk’, ‘gezaghebbend’ moeten zijn en beschikken over 1) vakdeskundigheid: deskundigheid ten aanzien van de ontwikkelingen in het vakgebied, 2) internationale deskundigheid), 3) werkvelddeskundigheid in het voor de opleiding relevante beroepenveld (indien van toepassing), 4) onderwijsdeskundigheid: actuele ervaring met het geven of ontwikkelen van onderwijs, toetsdeskundigheid op het betreffende opleidingsniveau en oriëntatie (hbo of wo), en deskundigheid ten aanzien van de door de opleiding gehanteerde onderwijsvormen, 5) studentgebonden deskundigheid, en 6) visitatie- of auditdeskundigheid.

Bevindingen accreditatieronden na 2014

Op basis van de voorwaarden die gesteld zijn aan de leden van een visitatiepanel is de vraag in hoeverre een panel in staat is om het met de NVAO geformuleerde referentiekader op basis van BNP Logeion onafhankelijk te toetsen op kwaliteit. Immers, het is totaal niet mogelijk om op deze ‘beroepsprofielen’ een curriculum op te stellen en zo ook de bijbehorende examens te toetsen. Vooral omdat hier ook generieke competenties worden beschreven die voor alle hbo-opleidingen gelden. Onduidelijk blijft wat professionaliteit in communicatie precies is en wat een expert moet kennen en kunnen.

Bijzonder is vervolgens de constateringen dat de panels de opleidingen ‘voldoende’ tot ‘goed’ hebben gekwalificeerd. De constatering is ook dat de leden van die visitatiepanel niet bestaan uit onafhankelijke experts, maar op enigerlei wijze zeer betrokken zijn bij de totstandkoming en instandhouding van de BNP Logeion. Als we de namen van de leden visitatiepanels en de geaccrediteerde opleidingen naast elkaar leggen, kan met enige zorg worden vastgesteld dat hier sprake is van ‘slager keurt zijn eigen vlees’. En dan ook vlees dat bij nader inzien meer op vis lijkt. Uiteraard zijn bovenstaande constateringen en zorg voorgelegd aan de NVAO. Echter, deze benadrukt dat de samenstelling visitatiepanels een verantwoordelijkheid is van de accreditatiebureaus. Deze bureaus ontkennen deze verantwoordelijkheid en wijzen weer terug naar de NVAO. Dit laatste komt overigens ook overeen met het convenant uit 2016. Van een harmonie is voorlopig geen sprake in de communicatie­branche. Mooie woorden op papier, maar een vergelijking met het Weense congres[3] is hier meer op zijn plaats.

[1] https://nvao.net/over-nvao
[2] https://www.rijksoverheid.nl/wetten-en-regelingen/productbeschrijvingen/inzage-centraal-register-opleidingen-hoger-onderwijs-croho
[3] https://nl.wikipedia.org/wiki/Congres_van_Wenen


Geplaatst

in

door

Tags:

Reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *