Werkenden en niet-werkenden kunnen vanaf 2021 aanspraak maken op een individueel scholingsbudget van maximaal € 2.000,- per jaar. Met dit budget kunnen mensen hun positie op de arbeidsmarkt versterken. Het subsidiebedrag wordt aangevraagd door de werknemer, maar rechtstreeks overgemaakt naar de opleider. Om fraude tegen te gaan is een ‘scholingsregister’ in ontwikkeling.
In het Regeerakkoord heeft het kabinet in de kamerbrief LLO van 27 september 2018 aangekondigd de fiscale aftrek voor scholingsuitgaven te vervangen door een uitgavenregeling. Het Kabinet wil jaarlijks een bedrag van € 200 miljoen beschikbaar stellen voor de STAP-regeling. STAP is een afkorting van STimulering ArbeidsmarktPositie. Het is de bedoeling dat iedereen die ‘een relatie heeft met de Nederlandse arbeidsmarkt’ gebruik kan gaan maken van de regeling, zowel werkzoekenden als werkenden. De regeling moet een boost geven aan het ‘Leven Lang Ontwikkelen’. Tevens wordt de regeling zo opgezet dat in de toekomst mogelijk beschikbaar komende aanvullende budgetten voor bepaalde doelen of voor bepaalde doelgroepen eenvoudig kunnen worden toegevoegd. Zoals budgetten die nodig zijn om gevolgen van krimp, krapte of economische crises op te vangen.
Erkende scholingsactiviteiten
Met het STAP-budget, als opvolger van de fiscale scholingsaftrek, wordt iedereeen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt in staat gesteld om scholing in te zetten voor de eigen ontwikkeling en duurzame inzetbaarheid. Ook zelfstandigen komen daarmee in aanmerking voor een tegemoetkoming uit het STAP-budget. Het STAP-budget kan naast scholingsactiviteiten die opleiden tot een (deel van een) door OCW erkend diploma of certifcaat ook worden ingezet voor scholingsacviteiten die opleiden tot een branche of sector erkend certificaat, een opleiding die is ingeschaald in het NLQF, voor opleidingen van een opleider met een NRTO-/NLQF keurmerk of voor EVC procedures bij een erkende EVC aanbieder.
Het UWV is de beoogd uitvoerder van de nieuw scholingsregeling, een definitieve beslissing zal worden genomen nadat het UWV de uitvoeringstoets heeft uitgebracht. Als voorwaarde zal gelden dat de scholing wordt ingezet voor het behalen van een erkend diploma of certificaat. De gebruiker kan in principe zelf bepalen waar hij de opleiding volgt, bij een publieke of bij een private opleider. Als de aanvraag wordt goedgekeurd, wordt het bedrag rechtstreeks overgemaakt naar de instelling die het onderwijs verzorgt.
De hoogte van het maximum bedrag per aanvraag zal nog nader worden vastgesteld. De bandbreedt van de maximale hoogte per aanvraag zal komen te liggen tussen de € 1.000,- en € 2.000,-
Eén loket
Gelet de ervaringen met de scholingsvouchers wordt het STAP-budget niet op iemands persoonlijke rekening gestort, maar via de uitvoerder aan de opleiders, certifeerders uitbetaald.
Ingangsdatum STAP-regeling
Volgens de afspraken in het regeerakkoord moet de STAP regeling per 1 januari 2020 ingaan. Later dit jaar wordt bekend of die datum gehaald wordt.
Wie komt hiervoor in aanmerking?
Het doel van het leer- en ontwikkelbudget voor de stimulans van de arbeidsmarktpositie (kort: STAP-budget) is om, aanvullend aan andere inspanningen vanuit de overheid en private partijen, de beroepsbevolking duurzaam inzetbaar te houden op de arbeidsmarkt. Dit is mogelijk door gerichte post-initiële scholing te stimuleren en toegankelijk te maken door een financiële tegemoetkoming te bieden.
“Zowel werkenden als niet-werkenden kunnen straks een persoonlijk ontwikkelbudget voor scholing en ontwikkeling aanvragen. Zij kunnen dat inzetten om bijvoorbeeld een mbo-diploma te halen, maar ook om een sector-erkend certificaat te halen of om een cursus te volgen. Het doel is dat meer mensen zich gaan ontwikkelen tijdens hun loopbaan, en dat ze zo beter inzetbaar blijven op de arbeidsmarkt. Dat schrijven minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Tweede Kamer. […]
“Het is belangrijk dat mensen regelmatig nadenken over de toekomst van hun werk. En dat ze daarmee aan de slag gaan. Dat moet vanzelfsprekend worden.” – Minister Wouter Koolmees